Wat wil je met je vraag?

De pedagogische handpop is een interactief medium wat uitermate geschikt is om een grote diversiteit aan gesprekken mee te initiëren, kinderen te betrekken bij een activiteit en actief te werken aan bijvoorbeeld de taalontwikkeling van een kind. Kinderen die zich moeilijk uiten en/of achterblijven in hun taalontwikkeling praten over het algemeen makkelijker tegen een pop en dat heeft alles te maken toegankelijkheid en de verwachting dat de pop niet zal oordelen en/of corrigeren.

Dit heeft wel consequenties voor de vraagstelling van de pop want wanneer die de indruk wekt dat er voor de pop ook ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden bestaan zal dat kinderen kunnen belemmeren in hun deelname aan het gesprek of de activiteit. Vraag je dus steeds af wat je precies wilt: wil je kennis ’toetsen’ of vindt je deelname belangrijker? Als je kennis wilt toetsen bedenk dan ook op welke manier je de pop laat reageren op zowel goede als foute antwoorden; een pop die heel blij wordt van goede antwoorden en verdrietig van foute antwoorden zal kinderen die twijfelen aan hun eigen antwoord minder snel uitnodigen dat toch te uiten dan wanneer de pop zich ‘neutraal’ opstelt en geen nadruk legt op het goed of fout van een antwoord.

Bedenk dat de pop jouw rol niet overneemt en alleen maar spontane en intrinsieke deelname tot gevolg kan hebben wanneer hij niet teveel corrigeert en vooral gericht is op het in gesprek zijn met het kind. En dat moet een gesprek zijn waar het kind aan deel wil nemen, het moet zich veilig genoeg voelen om te gaan vertellen. Een pop die alleen maar vragen stelt (of dat nou open of gesloten vragen zijn) moet meer moeite doen om kinderen tot spontane deelname uit te dagen dan een pop die ‘babbelt’ en in zijn verhaal zijdelings wat vragen stelt. Een pop die er lustig op los babbelt over dat hij gistermiddag buiten heeft gespeeld met vriendjes, dat ze verstoppertje hebben gespeeld en tussen neus en lippen door vraagt: ‘ken je dat?’ zal meer reacties krijgen dan wanneer de pop heel sec zou vragen: “wat heb jij gistermiddag gedaan?” In het eerste geval kunnen kinderen ook volstaan met knikken of ‘ja/nee’ zeggen en kan dat weer een opening zijn om verder te kletsen of door te vragen.

In plaats van ’taal’ te verwachten van een kind kan een pop ook taal aanbieden, door dingen te benoemen bijvoorbeeld, vragen te stellen waarop met korte woorden geantwoord kan worden, situaties te schetsen die voor de kinderen herkenbaar zijn, waar ze op in kunnen haken en voorbeelden te gebruiken die kinderen over kunnen nemen. Wanneer kinderen de pop als veilig en onbevooroordeeld ervaren zullen ze vanzelf gaan praten, dáár moet je dus eerst aan werken.